In de papierweide in het Renkums beekdal, dat kortgeleden geheel op de schop is gegaan, zijn hier en daar soorten van ruderale gemeenschappen, zoals Bijvoet en Canadese fijnstraal aangetroffen, met name op het droge deel van het terrein.
Bijvoet is een zwak aromatische plant met bladeren die aan de bovenzijde groen en vrijwel onbehaard en aan de onderzijde witviltig behaard zijn. De vrijwel kale stengels komen na de winter te voorschijn uit de ondergrondse, verhoute wortelstokken. Ze zijn slank en rood tot paarsrood van kleur tot bovenaan toe. Ze zijn taai en gegroefd en doen wat houtig aan, waardoor deze kruidachtige plant wat op een struik lijkt. Ze kunnen tot 1,5 m hoog worden. Naar boven toe vertakt de stengel en daar ontwikkelen zich de pluimvormige gerangschikte bloeiwijzen met daarin veel kleine hoofdjes. De eivormige kleine hoofdjes, slechts een paar mm in doorsnee, hebben aanvankelijk kleine geelachtige buisbloemetjes die later kleuren naar roodbruin.
Hij groeit in Zonnige tot licht beschaduwde, vrij open plaatsen op droge tot vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond. De pioniersoort wordt aangetroffen in ruderale terreinen als bermen, verlaten bouwterreinen, wegtaluds en dergelijke. Het is een algemene plant in Nederland.
Meer informatie: https://www.verspreidingsatlas.nl/0101
Bijvoet is een zwak aromatische plant met bladeren die aan de bovenzijde groen en vrijwel onbehaard en aan de onderzijde witviltig behaard zijn. De vrijwel kale stengels komen na de winter te voorschijn uit de ondergrondse, verhoute wortelstokken. Ze zijn slank en rood tot paarsrood van kleur tot bovenaan toe. Ze zijn taai en gegroefd en doen wat houtig aan, waardoor deze kruidachtige plant wat op een struik lijkt. Ze kunnen tot 1,5 m hoog worden. Naar boven toe vertakt de stengel en daar ontwikkelen zich de pluimvormige gerangschikte bloeiwijzen met daarin veel kleine hoofdjes. De eivormige kleine hoofdjes, slechts een paar mm in doorsnee, hebben aanvankelijk kleine geelachtige buisbloemetjes die later kleuren naar roodbruin.
Hij groeit in Zonnige tot licht beschaduwde, vrij open plaatsen op droge tot vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond. De pioniersoort wordt aangetroffen in ruderale terreinen als bermen, verlaten bouwterreinen, wegtaluds en dergelijke. Het is een algemene plant in Nederland.
Meer informatie: https://www.verspreidingsatlas.nl/0101