Iedereen kent ze wel, de bossen met witte bosanemonen. Of de gele velden paardenbloemen, die na de bloei, als de pluizige vruchten verschijnen, wit besneeuwd lijken te zijn. En dan de spectaculaire bloei van fruitbomen of het frisse groen van ontluikende loofbomen. In deze blog aandacht voor twee minder bekende voorbeelden, die je dit voorjaar kon waarnemen bij ons in het Renkums Beekdal.
Allereerst de bosbodem van de beukenbossen rond De Beken: deze was dit voorjaar groen gekleurd (zie bovenstaande foto). Normaal is de bodem in dit bos vrijwel onbegroeid. Het is er te donker voor enige plantengroei. Planten die er toch in slagen te kiemen, moeten zich door een dikke laag onverteerd bladstrooisel heen werken. Er zijn maar weinige soorten die wel kunnen kiemen in zo´n donker beukenbos en één daarvan is de Beuk zelf. De kiemplanten van de Beuk (foto 2 en 3) zijn heel bijzonder en geheel afwijkend van de latere bladeren van de beuk. De twee kiembladen zijn breed, waaiervormig, dik en donkergroen. Ze bevatten veel reservevoedsel, dat vervolgens wordt gepompt in de eerste echte, normale bladeren van de Beuk.
Deze zijn prachtig op het moment van ontluiken: doorschijnend lichtgroen, met fluweelachtige haren langs de rand (foto 4). Al snel verdwijnen de haren en wordt het blad donkerder.
Afgelopen voorjaar kleurden de kiembladen van de Beuk de bosbodem dus donkergroen, maar niet alleen hier, ook elders. Deze massale kieming gebeurt niet elk jaar; ik had het zelf nog nooit gezien. Het is een direct gevolg van de massale productie van beukennootjes in het afgelopen jaar. Bekend zijn de mastjaren van de Eik, jaren waarin veel eikels geproduceerd worden, en waarin de Wilde zwijnen geen honger hoeven te lijden. In het jaar voorafgaand aan het mastjaar zijn de omstandigheden voor bloei en vruchtzetting optimaal geweest; bijvoorbeeld geen nachtvorsten op het verkeerde moment en geen extreme droogte. Niet alleen de Eik, ook de Beuk heeft mastjaren, die niet per definitie overeenkomen met de mastjaren van eiken, die immers net op een ander moment bloeien en vruchten krijgen. 2016 was een zogenaamd ‘mastjaar’ voor de Beuk, het vierde jaar op rij overigens, wat erg bijzonder is. Onderzoekers wijten dit aan hoge temperaturen in de zomer- en herfstmaanden van het jaar ervoor, maar ook stikstofdepositie speelt mogelijk een rol (zie nature today, dé nieuwssite over natuur in Nederland: https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=22974). De massale kieming van Beuk dit voorjaar betekent overigens nog niet automatisch dat we straks overal jonge beukenboompjes in onze beukenbossen krijgen. De kiemplanten moeten de eerste fase zien te overleven, en dat zal niet altijd en overal lukken. Het is niet onwaarschijnlijk dat het Beukenbos ook voor de Beuk uiteindelijk te donker is. We zullen het zien in de komende tijd. Massale kieming én vestiging van Beuk is in de laatste jaren wel opgetreden in menig eikenbos in onze omgeving. Kijk bijvoorbeeld eens naar rechts als je over de Geertjesweg van Renkum naar: de jonge beuken zijn bijzonder talrijk en het is een redelijk grote kans dat een deel van hen volwassen wordt. Dit valt op het moment van schrijven (22 april) extra op, omdat de jonge boompjes eerder hun blad ontplooien dan de oude boompjes. Deze bossen dreigen dus te ‘verbeuken’. ‘Dreigen’ impliceert dat het minder positief is dat dit gebeurt, en inderdaad wordt een donker beukenbos door velen minder gewaardeerd dan een gemengd bos, al is het alleen al vanwege de dichtere ondergroei in het gemengde bos. Maar persoonlijk vind ik oude beukenbossen ook prachtig, en heb ik geen bezwaar tegen enige verbeuking, zolang maar niet alle bossen beukenbossen worden. Er is overigens een paar andere soorten die er in slagen te kiemen in het donkere beukenbos: de Gewone esdoorn en in mindere mate andere esdoorns (Noordse esdoorns en Spaanse aak).
Esdoorns hebben ook afwijkende kiembladen, deze zijn echter smal lijnvormig (zie foto 5). Ook in dit geval is het niet waarschijnlijk dat de kiemplanten zullen uitgroeien tot volwassen bomen. Bossen gedomineerd door esdoorns zijn in onze streek zeldzaam, hoewel alle drie de soorten overal wel te vinden zijn. Deze soorten zijn bovendien relatieve nieuwkomers in ons gebied, met mogelijke uitzondering van de Spaanse aak.
Een heel ander voorjaarsaspect is momenteel te bewonderen op het voormalig industrieterrein de Beukenlaan.
Dit terrein is gedurende enkele weken lichtbruin gekleurd geweest van de Heermoes (foto 6). In de huidige fase van de ontwikkeling van dit terrein is er nog ruimte voor pioniers en één daarvan is Heermoes. Dit is van oorsprong een akkerplant (de officiële naam is Equisetum arvense; ‘arvense’ betekent ‘van de akker’), die behoort tot een heel bijzondere groep oeroude planten: de paardenstaarten. In het Renkums beekdal hebben we er drie: Holpijp, die gebonden is aan natte kwelmilieus, Lidrus, een graslandplant, en dus deze Heermoes. Heermoes is erg algemeen in Nederland, maar ik heb de plant nog nooit ergens zo massaal zien sporuleren (paardestaarten bloeien niet, maar produceren sporen) als dit voorjaar in het Renkums beekdal. Het hele perceel nam de kleur aan van deze plant, een soort lichtbruin, ongeveer de kleur van beukenblad. In dit voorjaar was de normaal gesproken bruine bodem van het beukenbos dus tijdelijk groen, terwijl het groene grasland tijdelijk bruin gekleurd was. De bruine kleur van de Heermoesplanten is overigens iets heel bijzonders.
De kleur groen is geheel afwezig in de sporulerende plant (foto 7). Je ziet dit wel bij bepaalde parasieten, zoals bremrapen, maar Heermoes is geen parasiet.
De plant produceert namelijk ook normale groene spruiten (foto 8), die zorgen voor de suikerproductie. Ondergronds zijn de groene en de bruine planten met elkaar verbonden. Lidrus en Holpijp doen het heel anders: zij vormen geen bruine sporulerende planten, alleen groene planten. De sporenkapsels worden gevormd aan het eind van de groene stengels. Groene planten die geen sporen vormen zijn overigens heel wat lastiger uit elkaar te halen. Over deze bijzondere paardenstaarten is natuurlijk nog veel meer te vertellen, maar dat is voor een andere keer.
Hans Inberg
Tip van de redactie: Lees hier meer van deze schrijver