Klimopwaterranonkel is één van de meest typische planten van het Renkums Beekdal. Het Renkums Beekdal is de enige plek op de Zuid-Veluwe waar deze soort nog voorkomt. Deze zeldzame soort is al jaren bekend van ons beekdal, al sinds 1849! Bij een inventarisatie van Floron-Gelderland (Floron = Floristisch onderzoek Nederland) in het voorjaar van 2015 zijn de actuele groeiplaatsen van deze soort in kaart gebracht. De plant groeit vaak samen met Groot bronkruid, een andere zeldzame soort die al even karakteristiek is voor het Renkums Beekdal. Over Groot bronkruid meer in een volgende blog.
De kleine Ranunculus hederaceus is relatief gemakkelijk te bewonderen vanaf het vlonderpad, en groeit in het natste deel van de vallei. De blaadjes lijken op miniatuur klimopbladeren, vandaar de naam. Met een beetje goed zoeken kun je de plant het hele jaar door vinden. De bloei is in het late voorjaar. De bloemen zijn weinig opvallend. De kleine witte bloempjes hebben een geel hartje. Dit in tegenstelling tot de (echte) boterbloemen, die helemaal geel zijn. Klimopwaterranonkel groeit vaak samen met de algemene Blaartrekkende boterbloem. In niet-bloeiende (vegetatieve) toestand lijken de blaadjes van beide soorten wel op elkaar, maar die van een boterbloem glanzen veel meer (een ezelsbruggetje ligt voor de hand; de blaadjes glanzen veel meer bij de boterbloem; de boterglans heeft echter betrekking op de glans op de gele kroonblaadjes). De vruchtjes van de Klimopwaterranonkel worden met het water of door dieren verspreid.
Klimopwaterranonkel geeft milieuomstandigheden aan die vrij bijzonder zijn: ondiep water dat in de zomer min of meer droogvalt (‘plas-dras-plekken’ met veel open plekken) en in de winter niet of zelden bevriest. De plant moet namelijk in het voorjaar al tot ontwikkeling komen en dat gaat het meest eenvoudig als de bladeren in de winter al aanwezig zijn. Door vroeg in het jaar al te beginnen, is ie zijn concurrenten, hoge moerasplanten die veel licht wegnemen, te snel af. Water dat niet bevriest was ooit zeldzaam in Nederland. In bronmilieus kwam het wel voor, vandaar dat de plant bij ons relatief veel voorkomt in bronmilieus en vooral een West-Europese verspreiding heeft (zeeklimaat). Maar niet bevriezend water is niet de enige factor die het voorkomen van de plant bepaalt: anders zou de soort nu veel algemener zijn geworden, nu water minder vaak bevriest door de klimaatverandering. De meeste watertypen zijn echter te voedselrijk voor deze soort. Bovendien zijn plas-dras-plekken met open plekken relatief zeldzaam. Klimopwaterranonkel groeit ook vooral op plekken met licht stromend water, wellicht vanwege een zuurstofbehoefte. Dat soort plekken zijn niet zo algemeen in dit vlakke land, maar wel wat talrijker langs de flanken van onze Veluwe. Tenslotte vestigt de plant zich relatief moeilijk. Over zaadverspreiding vertel ik meer in een ander blog.
Klimopwaterranonkel groeit in het Renkums beekdal in de Halveradsbeek (de beek midden in het beekdal bij van het bezoekerscentrum) tussen de Hartense weg en de Bennekomse weg. Ook komt de plant voor in de Oliemolenbeek verder stroomopwaarts, tussen de Bennekomse weg en Quadenoord. Enkele jaren geleden is een deel van de Halveradsbeek gedempt, met als doel het verdroogde beekdal verder te vernatten. Uiteindelijk heeft dit positief uitgepakt voor deze soort, maar het had ook mis kunnen gaan, omdat veel planten op de oever groeiden van deze voormalige rechtgetrokken beek. In theorie hadden alle groeiplaatsen bij de werkzaamheden vernietigd kunnen worden, maar dat is duidelijk niet gebeurd. Sterker nog, de vernatting die het dempen van de beek tot gevolg heeft gehad, heeft geleid tot nieuwe plas-dras situaties en nieuwe kiemplanten. De soort is nu duidelijk talrijker dan vóór de ingreep.
Ook in de jaren 70 heeft de Klimopwaterranonkel in het beekdal al de nodige discussie opgeleverd. Van een groeiplaats in een paardenwei ten noorden van de Bennekomse weg werd gevreesd dat de paardenbegrazing te intensief was. Iemand anders betwijfelde dit en stelde dat juist begrazing zorgt voor nieuwe pionierplekken, die essentieel zijn voor deze soort. Het is niet bekend wie er gelijk heeft gehad. De betreffende groeiplaats is inmiddels verdwenen, maar dat kan ook aan andere factoren hebben gelegen.
Er is een goede toekomst voor de Klimopwaterranonkel in het Renkums Beekdal, zolang het beekdal maar nat genoeg blijft, de waterstanden fluctueren, het water enigszins stroomt en de bodem niet te voedselrijk of te voedselarm is. Wellicht zal de soort zich ook gaat vestigen in het Beukenlaan terrein, het voormalige industrieterrein. De zaden worden waarschijnlijk met het beekwater aangevoerd vanaf de bestaande groeiplaatsen. Maar om te kiemen, moet het milieu geschikt zijn voor deze soort. In 2015 is de soort er nog niet gevonden. Waarschijnlijk is de bodem nog te voedselrijk. Over dit probleem (en de vraag of het een probleem is) meer in een ander blog.
Komend voorjaar gaat Floron-Gelderland kijken of de Klimopwaterranonkel toch ook niet voorkomt in het Heelsums Beekdal. Hoewel grote delen van dit beekdal goed onderzocht zijn, zijn andere delen amper geïnventariseerd; bovendien is de soort eenvoudig te missen, zeker bij inventarisaties na de bloeitijd. Er lijken voldoende plekken te zijn waar het milieu geschikt is, maar de plant moet zich wel kunnen vestigen, en dat is geen voor de hand liggende zaak. De zaden worden vaak via het water verspreid. Maar dan zouden zaden stroomopwaarts vanaf de Rijn de Heelsumse Beek in moeten zwemmen, en dat is toch wel erg moeilijk. Maar waarschijnlijk worden zaden ook met watervogels of zoogdieren verspreid. Door de groei van de populatie in het Renkums Beekdal neemt de kans toe dat de soort zich spontaan in de Heelsumse Beek vestigt.