Beboste hellingen
In het inventarisatiegebied komen autochtone bomen voor. Een autochtone populatie heeft zich sinds de spontane vestiging na de laatste IJstijd (vanaf ca. 13000 jaar geleden) ter plekke altijd natuurlijk verjongd.Tegenwoordig zijn autochtone populaties van houtige soorten schaars geworden relicten uit een pre-industriële tijd.
Autochtone populaties zijn het beschermen waard, omdat ze kunnen worden gezien als de meest natuurlijke populaties van een soort. Aangezien er in Nederland geen oerbossen meer zijn, is de geschiedenis van iedere populatie verweven met gebruik door de mens. De autochtone populaties van bomen hebben vaak middels hakhoutbeheer grondstoffen geleverd voor onder andere leerlooierij (de eikenschors of eek als looistof), ijzersmelterij (houtskool), maar ook veevoer (blad), wapens, gereedschappen en omheiningen (hout en twijgen).
Uit bestudering van oude kaarten van omstreeks 1837 en rond 1900-1910 blijkt dat een groot gedeelte van de bossen in het gedeelte ten noorden van de Hartenseweg toendertijd ook al bebost waren, of tenminste begroeid met open bos of hakhout. Deze oudere stukken bos zijn dus al gedurende minimaal enkele eeuwen vrijwel ononderbroken bebost gebleven. Hier blijken waardevolle, autochtone populaties voor van (spaartelgen van hakhoutstoven van) Zomereik (Eiken-Beukenbossen op de oosthelling) en autochtone populatie van Zwarte els (langs de Oliemolenbeek in het westelijk gedeelte van het beekdal) voor te komen.