Paddenstoelen zijn schimmels of beter gezegd de vruchtlichamen van schimmels. Paddenstoelen hebben geen zaden, maar sporen waarmee zij zich voortplanten. Veel schimmels vormen hun sporen rechtstreeks op de schimmeldraden (schimmel op brood) en zij hebben geen zichtbare vruchtlichamen. In de bossen zien we veel schimmels met duidelijk zichtbare vruchtlichamen, de paddenstoelen, waarin de sporen ontstaan. In het Renkums beekdal zijn 350 soorten paddenstoelen gevonden.
Paddenstoelen hebben een belangrijke functie in de natuur. Schimmels bezitten geen bladgroen en zijn dus niet in staat om energie te ontlenen uit het zonlicht. Zij zijn afhankelijk van de groene plant. De schimmel kan op drie manieren aan de benodigde voedingsstoffen komen:
- Als afvaleters van dood organisch materiaal (saprofieten).
- Als parasieten, levend ten koste van andere organismen.
- In samenleving met vooral bomen, waarbij beide partijen voordeel hebben (symbiose). Deze paddenstoelen worden mycorrhiza’s genoemd. De schimmel vormt schimmeldraden rond de boomwortels, waardoor water en voedingsstoffen beter opgenomen worden door de boom en de schimmel ontvangt suikers van de boom, want de schimmel kan deze immers niet zelf aanmaken. Een bekend voorbeeld is de Vliegenzwam en Berk. In het Renkums beekdal zijn 66 soorten mycorrhiza’s aangetroffen.
Beboste hellingen
Op de beboste hellingen van het Renkums beekdal werden de meeste soorten aangetroffen dankzij de afwisseling aan begroeiing. Er komt een grote variatie aan boomsoorten voor.
Het huidige bosbeheer is erop gericht het dode hout en dode bomen zoveel mogelijk te laten liggen. Hier profiteren soorten van die op hout groeien. Kenmerkende en algemeen voorkomende soorten in het Renkums beekdal zijn Gewoon elfenbankje, Grijze buisjeszwam, Fopelfenbankje, Paarse dennenzwam, Oorlepelzwam en Gewoon fluweelpootje.
Veel paddenstoelen groeien op de grond en zorgen voor de afbraak van bladstrooisel en ander dood organisch materiaal. Drie voorbeelden van strooiselverteerders in het Renkums beekdal zijn de Grote stinkzwam, Groene anijstrechterzwam en Nevelzwam.
In het beekdal groeien veel oude beuken en zomereiken. Oude bomen zijn minder vitaal en daardoor ontvankelijker voor parasieten. De wandelaar kan de volgende soorten parasieten op de bomen aantreffen: Reuzenzwam, Biefstukzwam, Zwavelzwam, Pruikzwam, Gelobde pruikzwam, Echte tonderzwam, Grote sponszwam en Schubbige bundelzwam. Een bijzondere parasiet is de Kostgangerboleet, die niet op bomen voorkomt, maar op de vruchtlichamen van de Gele aardappelbovist.
In het najaar kan men onder de bomen een groot aantal paddenstoelen vinden die in symbiose leven met de bomen. in het Renkums beekdal zijn 66 soorten mycorrhizavormers aangetroffen. De Russula ’s (bijvoorbeeld Grofplaatrussula en Geelwitte russula) en Melkzwammen (Zwartgroene melkzwam en Grijsgroene melkzwam) zijn belangrijke vertegenwoordigers.
Een ander voorbeeld van mycorrhizavormers is de groep van de Amanieten, waartoe de Vliegenzwam en Gele knolamaniet behoren. Ten slotte ontbreken de vele boleten in de bossen niet. Deze groep vormt ook mycorrhiza ’s met bomen. In het Renkums beekdal zijn de Kastanjeboleet en Gewone heksenboleet algemene vertegenwoordigers uit deze groep.
Ontbrekende foto’s: