Op de oosthelling van het Renkums beekdal komen lokaal soorten voor die kenmerkend zijn voor loofbossen op voedselrijke bodem. zoals gewoon speenkruid en Schaduwgras. Een van de eerste, geel bloeiende plantensoorten na de winter is Gewoon speenkruid. De goudgele bloemen vallen meteen op in beschaduwde bermen, wegkanten, parken en loofbossen. De tamelijk grote bloemen van zo’n 3 cm in doorsnee komen bij de eerste zonnestralen en de daarmee gepaarde warmtestraling te voorschijn uit de op de bodem liggende plantenmat. Deze is in de winter goed beschermd als ze overdekt is door sneeuw en profiteert ervan dat de struiken en bomen in het bos nog volkomen kaal zijn en alle zonnestralen doorlaten tot op de bodem. We rekenen de soort dan ook tot de zogenaamde schaduwflora, dat zijn de plantensoorten die het grootste deel van hun levenscyclus voltooien als de hogere lagen in het bos nog in volle rust zijn. De ongedeelde, hartvormige bladeren zitten aan het uiteinde van lange bladstelen en zijn vaak glanzend vlezig. De wortels zijn deels spoel- of knotsvormig verdikt, de zogenaamde speentjes. Na de bloei sterft het bovengrondse deel van de plant in de voorzomer af, de ondergrondse knolletjes blijven in leven en dienen als reserve organen, waaruit een volgend jaar nieuwe planten ontstaan.
Er is nog een tweede structuur bij Gewoon speenkruid die voor ongeslachtelijke of vegetatieve voortplanting kan dienen. Het zijn de okselknolletjes die je vooral na de bloei, als kleine, bolronde knolletjes aantreft in de oksels van de bladstelen.
Meer informatie: https://www.verspreidingsatlas.nl/1047
Er is nog een tweede structuur bij Gewoon speenkruid die voor ongeslachtelijke of vegetatieve voortplanting kan dienen. Het zijn de okselknolletjes die je vooral na de bloei, als kleine, bolronde knolletjes aantreft in de oksels van de bladstelen.
Meer informatie: https://www.verspreidingsatlas.nl/1047