Vaatplanten
Ten zuiden van het voormalige industrieterrein ligt een graslandperceel met overblijfselen van het voormalige kasteel Grunsfoort. Deze zogenaamde Grunsfoortweide is een sterk verruigd perceel met overheersing van een aantal algemene grassen en ruigtekruiden van voedselrijke standplaatsen, zoals Gestreepte witbol en Grote vossenstaart, respectievelijk Gewone smeerwortel, Grote brandnetel, Echte valeriaan, Moerasspirea, Gewone berenklauw en Reuzenberenklauw. In het natste deel komen hier en daar soorten van voedselrijke moerassen en oevers voor, zoals Grote kattenstaart, Grote wederik, Kruipende boterbloem, Grote lisdodde, Liesgras, Rietgras, Grote egelskop en Pluimzegge. Daarnaast is onder andere de ongewenste exoot Reuzenbalsemien lokaal talrijk.
Mossen
Dit gebied is met dertien veel voorkomende mossoorten uitgesproken arm. Er is bovendien sprake van een forse achteruitgang in vergelijking met een eerdere inventarisatie in 2002. De oorzaak hiervan is het kappen van de daar voorkomende bomen.
Libellen
Libellen zijn hoofdzakelijk aangetroffen in het Beekdal, de Papierweide en de Grunsfoortweide. Het Renkums Beekdal is met een waargenomen libellentotaal van 29 soorten (bijna 50% van het totaal aantal Nederlandse libellensoorten) een rijk libellengebied. Het deel tussen de Bennekomseweg en de Hartenseweg, met een verscheidenheid aan zowel natte als drogere ecotopen en goed ontwikkelde oever- en waterplantenvegetatie, is beduidend rijker aan libellen dan de Papierweide en de Grunsfoortweide. De meeste soorten planten zich ook voort in het gebied, slechts enkele soorten zijn zwervers. Tot de hoogtepunten van de libelleninventarisatie behoren de Tengere grasjuffer, Tengere pantserjuffer, Koraaljuffer, Vroege glazenmaker, Bruine winterjuffer, Bandheidelibel en Geelvlekheidelibel.
Renkums Beekdal
Klik op een deelgebied voor meer informatie.
Beekdal (D)
Met het deelgebied ‘beekdal’ (D) wordt hier de dalbodem tussen de Bennekomseweg en de Hartenseweg aangeduid. De vegetatie in het beekdal staat sterk onder invloed van menselijk ingrijpen. Het zijn voormalig bemeste graslanden die langzamerhand qua natuur waardevoller zijn geworden door vernatting en hooilandbeheer. Door te maaien en maaisel af te voeren verschraalt de bodem en krijgen meer plantensoorten een kans zich te vestigen. Door de afwisseling van natte en droge graslanden en moerassige stukken zijn er leefgebieden ontstaan voor een groot aantal planten en dieren.
Beboste hellingen (H)
Beboste hellingen (H). De hellingen aan de oost- en westzijde van het dal zijn vrijwel geheel bebost. De vegetatiesamenstelling van de steile oosthelling wijst op een iets rijkere en minder zure bodem dan die van de bossen op de minder steile westhelling. Door het gevoerde bosbeheer (dunnen, selectief kappen, kaalkap, aanplant van naaldhout) komt echter weinig oorspronkelijk bos meer voor met een typerende soortensamenstelling. Op de westhelling zijn percelen bos gekapt.
Hier heeft zich jong, dicht berkenbos met veel braam ontwikkeld. Enkele jaren daarna heeft ook kaalkap plaats gevonden. Ook hier zal een jong, dicht bos ontstaan met dominantie van Ruwe berk. Op de oosthelling ligt een smeltwaterdal. Dit zijdal is als enige deel van de oosthelling niet bebost.
Papierweide (V)
De Papierweide (het herinrichtingsgebied ‘Beukenlaan’) (V) wordt apart beschouwd omdat, omdat vegetaties in dit gebied zich geheel opnieuw hebben moeten ontwikkelen vanaf 2013. Het middendeel van dit terrein bestaat uit moerassig gebied. Aan de oost en westzijde van het terrein wordt de bodem geleidelijk droger.
Grunsfoortweide (G)
Ten zuiden van het voormalige industrieterrein ligt de Grunsfoortweide (G), een graslandperceel met overblijfselen van het voormalige kasteel Grunsfoort. Het perceel wordt aan alle zijden begrensd door beken met aan de noord- en zuidzijde smalle stroken bos. Het vochtige en plaatselijke drasse grasland wordt meestal niet gemaaid maar beweid en is plaatselijk sterk verruigd.
Opgeleide beken en plasjes
Opgeleide beken en plasjes
Het natte grasland in het beekdal wordt aan weerszijde begrensd door twee sprengbeken die water aanvoeren van bovenstrooms gelegen sprengkoppen: de Molenbeek in het oosten en de Oliemolenbeek in het westen. Deze opgeleide beken worden watervoerend gehouden door opvulling van de bodem met leem. Aan de westrand van het dal, ongeveer tegenover het informatiecentrum, ligt een verlande plas: ‘het Slangengat’. Het ‘herenzwembad’ is een plasje dat verder stroomafwaarts van het Slangegat ligt ter hoogte van het vlonderpad.
De opgeleide beken langs het voormalige industrieterrein wijken af van het meer noordelijke traject, doordat ze niet langs de bosrand liggen maar veel meer in open terrein. In het water, op het talud en op en op de oever zijn maar liefst 172 soorten aangetroffen. De grote variëteit aan soorten hangt samen met de grote variatie in standplaatscondities, met name vocht, en de aanwezigheid van open grond als gevolg van de recente werkzaamheden in het herinrichtinggebied.